De nieuwe handreiking ‘Regionale beleidscyclus’ is bedoeld om de planning van de uitvoering van VTH-taken te verbeteren. Aanleiding is de bevinding van de commissie Van Aartsen dat versterking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) hard nodig is. Dit om de negatieve impact van stoffen op de kwaliteit van onze leefomgeving en de gezondheid van mensen te beperken. De handreiking geldt voor alle regio’s in Nederland en draagt bij aan een meer uniforme werkwijze. Hans Wierikx (wethouder gemeente Halderberge) en Martijn Luikens (teammanager en adjunct directeur Omgevingsdienst Twente) gaan in op nut en noodzaak. ‘Wat we nodig hebben is lef.’
De handreiking geeft antwoord op de vraag die wordt gesteld in de ondertitel: Hoe bereik je als regio aantoonbaar maatschappelijk effect door het inrichten van een robuuste regionale beleidscyclus?
Onafhankelijke professionele uitvoering
Het stuk is een product van pijler 5* van interbestuurlijk programma IBP VTH: ‘onafhankelijke, professionele uitvoering’. In totaal zijn er zes pijlers die allemaal voortvloeien uit de aanbevelingen van de commissie van Aartsen, die in 2021 constateerde dat het huidige stelsel veel te wensen overlaat. Volgens de oud-minister ‘is de praktijk dat elk bevoegd gezag een eigen risicoanalyse maakt, eigen prioriteiten stelt, eigen beleidskeuzen maakt en een eigen uitvoeringsprogramma opstelt.’ Hij voegde eraan toe dat ‘zelfs met de meest welwillende deelnemers het een heidense klus is om uit al die ongelijksoortige bouwstenen één gezamenlijk uitvoerings- en handhavingsbeleid bij elkaar te puzzelen.’
Big-8 model
De handreiking beschrijft hoe partijen tot een meerjarige, regionale aanpak kunnen komen. Het Big-8 model staat hierin centraal. Dat brengt een scheiding aan tussen bestuur en uitvoering. Uitgangspunt voor bestuurders is dat ze actief sturen op een goede samenwerking. Robuuste financiering en een meer outcome-gerichte aanpak zijn andere belangrijke steekwoorden. Voor omgevingsdiensten geldt dat ze hun eigen afwegingen maken en verantwoording afleggen over voortgang en resultaten, zodat tijdig kan worden bijgestuurd.
De handreiking is een levend document. Er worden steeds nieuwe instrumenten en strategieën aan toegevoegd, om VTH beter uitvoerbaar te maken. De huidige versie bevat een handige checklist en geeft uitleg over wettelijke kaders en rollen.
Hans Wierikx en Martijn Luikens hebben respectievelijk in het westen van Brabant en in Twente veel praktijkervaring opgedaan op het gebied van toezicht- en handhavingsbeleid.
Wat vinden jullie van het rapport Van Aartsen?
Luikens: ‘Een belangrijk document, het geeft duidelijk de scope weer van de veranderingen die nodig zijn. Op detailniveau kun je natuurlijk best van mening verschillen, niet alle diensten ervaren dezelfde problemen. Op hoofdlijnen is het echter herkenbaar.’
Wierikx: ‘Het rapport is ambitieus. Het wil onder meer het aantal omgevingsdiensten verminderen om ze robuuster te maken. Dat betekent dat er nogal wat wordt gevraagd want dat is een forse ingreep. In de mid-term review van Sorgdrager en Van Aartsen staat dit proces tot nu toe traag verloopt. Ze dringen aan op meer sturing vanuit het Rijk. Ik wil ook graag resultaat boeken in de regio maar ambitie en snelheid moeten ook gefaciliteerd worden, bijvoorbeeld door meer budget vrij te maken.’
Hoe is de regionale beleidscyclus geregeld in jullie eigen regio?
Luikens: ‘In Twente zijn beleid en uitvoering al langer gescheiden. Er is een VTH-kerngroep die de cyclus begeleidt. Die betrekt er beleidsambtenaren bij en de omgevingsdienst. Ieder lokaal gezag stelt het VTH-beleid lokaal vast en de omgevingsdienst neemt het voortouw in het opstellen van het uitvoeringsprogramma en jaarverslag.’
Wierikx: ‘Onze processen zijn vergelijkbaar met die in Twente. Beleidsmakers stellen lokaal speerpunten vast. Welke taken prioriteit hebben, bepalen we collectief. Deelnemers oefenen onder meer invloed uit via het budget dat ze beschikbaar stellen.’
Is er iets waar je op dit moment tegenaan loopt?
Wierikx: ‘Je ziet dat niet elke gemeente elke taak even interessant vindt. Maar luchtvervuiling bijvoorbeeld, houdt niet op bij de gemeentegrens en vraagt dus om een gezamenlijke aanpak. Het blijft altijd een keus van de gemeenteraad of ze gaan voor het lokale effect of het hogere doel. Ik zie wel dat sommigen een houding hebben van what’s in it for me? Ze vragen zich af waarom ze zouden bijdragen aan iets wat lokaal niets oplevert. Ook valt op dat discussies vaak al snel over geld gaan, terwijl voorop moet staan wat je wilt bereiken. In Brabant houden we daarom themagesprekken, waarin het gaat over ambities en hoe we die gaan realiseren. En ja, dat bekent soms dat je verder moet kijken dan je eigen gemeente. Dat kost energie en moeite.’
Luikens: ‘De cyclus loopt op zich best soepel. Hiervoor is wel erg veel afstemming nodig, bijvoorbeeld tussen beleidsmedewerkers en stakeholders. Dat we te maken hebben met zowel landelijk gebied als industrie, met couleur locale, roept een spanningsveld op. Dat komt doordat we als omgevingsdienst van nature gericht zijn op de hele regio. Daarnaast streven we uit oogpunt van efficiëntie een uniforme en consequente werkwijze na.’
‘Er is altijd vrees voor verlies van autonomie omdat er een verschuiving gaande is van lokale naar regionale uitvoering. Soms zijn we het oneens. In dat geval probeer ik dit te bespreken. Ik leg dan uit dat ik het gemeentegevoel respecteer en benadruk dat we er zijn voor het grotere geheel. Uiteindelijk hebben we hetzelfde doel: een gezond, veilig en duurzaam Twente. Hierin vinden we elkaar altijd. Het is ook belangrijk elkaar iets te gunnen, samenwerken is mensenwerk.’
In de handreiking ligt nadruk op outcome-gericht werken, denken jullie dat dit mogelijk is?
Luikens: ‘Ja dat denk ik wel, al vind ik dat je daar niet dogmatisch mee om moet gaan. We moeten voor ogen houden dat omgevingsdiensten er zijn om verschil te maken in de echte wereld en niet in de papieren wereld. Veel bestuurders zien ons als kostenpost. Dat is niet terecht omdat we juist veel meerwaarde hebben. We kunnen prima uitleggen waar die in zit. Dat doen we liever in een goed gesprek dan in lange rapportages die matig worden gelezen.’
Wierikx: ‘Ja, je moet je altijd afvragen waar je het voor doet. Het gaat er niet om dat je dertig controles per jaar uitvoert. Wel dat je de waterkwaliteit aantoonbaar verbetert en de lucht schoner maakt, zodat minder mensen ziek worden. Om dat meetbaar te maken moet je heel veel data verzamelen. Dat lukt je niet zomaar, daarvoor moet je eerst een infrastructuur opbouwen en duidelijke werkafspraken maken.’
Een regionale beleidscyclus is een beetje abstract, denk je dat de handreiking helpt om de praktische opbrengst te vergroten?
Luikens: ‘De handreiking kan hieraan zeker impulsen geven. Hij beschrijft hoe het samenspel tussen beleid en uitvoering moet zijn, wat de best practice is. Als je dit voorbeeld volgt, voer je andere gesprekken met elkaar. Ik zie de handreiking als een waardevolle toevoeging.’
Wierikx: ‘De handreiking benadrukt dat je allerlei partijen moet betrekken bij het maken van keuzes over hoe je de omgevingsdienst wilt inzetten. Denk aan OM, GGD of waterschap. Dat gebeurt niet overal. De handreiking kan zo een impuls geven om nieuwe samenwerkingen te beginnen of bestaande te intensiveren. Het moet een automatisme worden om de telefoon te pakken en andere partijen bij beleidskeuzes te betrekken. Toch denk ik niet dat ik dingen echt anders ga doen, omdat veel van wat in de handreiking staat in mijn regio al de praktijk is.’
Wat hebben partijen in de regio van elkaar nodig?
Wierikx: ‘Dat is moeilijk te zeggen. Binnen het programma noemen we de omslag van lokale naar regionale uitvoering, ‘van ik naar wij’. Hoe krijg je meer saamhorigheid? Ik denk door goede gesprekken te voeren, met een andere mindset. Het besef moet doordringen dat je elkaar kunt helpen. Gemeentes verschillen in omvang en slagkracht. Je kunt jouw prioriteiten vertalen naar het uitvoeringsprogramma van de omgevingsdienst. Ook kun je slim de kennis en kunde benutten die bij de dienst beschikbaar is.’
Luikens: ‘Ja, we kunnen bijvoorbeeld helpen om lastige dossiers op te pakken. Het antwoord op de vraag is dat we lef, sturing en focus nodig hebben. Niet steeds met incidenten meegaan maar vastberaden de koers volgen die is uitgezet. Dat is echt een hartenkreet van mij.’
Willen jullie tot slot nog iets kwijt?
Wierikx: ‘Ik vind het heel positief dat de handreiking uitgaat van een vierjaarlijkse beleidscyclus. De politiek maakt keuzes, zet accenten en legt die dus voor lange tijd vast. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of we bijvoorbeeld uitbreiding van een suikerfabriek willen toestaan en of we dan geuroverlast accepteren of niet? Daarbij is het balanceren tussen belangen en wettelijke kaders. Uiteindelijk moeten we kunnen uitleggen waarom iets wel of niet kan.’
Luikens: ‘Ik hoop dat het streven naar meer uniformiteit bijdraagt aan meer kennisdeling over bijvoorbeeld naleefgedrag. Ik denk dat er alleen verbetering is te verwachten als iedereen zijn eigen belang op plek twee zet. Voor omgevingsdiensten geldt dat ze moeten waarmaken waarvoor ze zijn opgericht. Alleen dan bereiken we ons doel: een schone, duurzame, veilige en gezonde leefomgeving.’
Benieuwd naar de handreiking? Deze is binnenkort hier te vinden.